Barmhartige Samaritaan

Jezus antwoordde en zei: Een man ging van Jeruzalem naar Jericho en viel in de handen van rovers, die hem de kleren uittrokken, hem daarbij slagen toedienden en hem bij hun vertrek halfdood lieten liggen. Toevallig kwam er een priester langs diezelfde weg, en toen hij hem zag, ging hij aan de overkant voorbij. Evenzo ging ook een Leviet, toen hij op die plek kwam en hem zag, aan de overkant voorbij. Maar een Samaritaan die op reis was, kwam in zijn buurt, en toen hij hem zag, was hij met innerlijke ontferming bewogen. En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden en goot er olie en wijn op. Hij tilde hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem. En toen hij de volgende dag wegging, haalde hij twee penningen10:35 penningen, dat is het dagloon van een arbeider. tevoorschijn, en hij gaf ze aan de waard en zei tegen hem: Zorg voor hem, en wat u verder aan kosten maakt, zal ik u geven als ik terugkom. Wie van deze drie denkt u dat de naaste geweest is van hem die in handen van de rovers gevallen was? En hij zei: Degene die hem barmhartigheid bewezen heeft. Jezus zei tegen hem: Ga heen en doet u evenzo.

Mijn naam is Yashoe en ik ben al oud. Ik behoor tot de Samaritanen. Wij zijn niet met velen in dit land Samaria, maar dat hoeft ook niet. We vormen samen een hechte gemeenschap. Dat moet ook wel, want er is niemand die van ons houdt. We worden als tweederangsburgers behandeld en door de Romeinen vervolgd. Het is niet gemakkelijk om te zijn wie ik ben. Hoeveel beter zou het met iedereen gaan als we elkaar zouden accepteren, helpen en liefhebben. Hoeveel beter zou het leven zijn als ik als Samaritaan zou mogen leven en mijn geloof zou mogen belijden als gelijkwaardige van alle andere inwoners van Israël. Ik wil God liefhebben en dienen en een goed burger zijn. Dat ben ik ook. Ik heb altijd getracht goed te zijn voor een ander, ook al was hij anders. Laat ik je een gebeurtenis uit mijn leven vertellen.

Lang geleden liep ik met met mijn ezeltje Bakim over een stoffige weg van Jeruzalem naar Jericho. Het was heel warm die dag en ik had geweldig veel dorst. Bakim had moeite met zijn last. Ook hij verlangde naar een bron en een plekje in de schaduw. Het was zo’n trouwe ezel. Altijd bereid om zijn last te dragen. Nooit was hem iets te zwaar. Ja, aan Bakim heb ik goede herinneringen. Die bewuste dag sjokten we voort en ineens zag ik iets vreemds langs de weg. Er lag een man in de berm. Hij probeerde overeind te komen, maar dat lukt hem niet. Ik dacht: ‘Die man is dronken, laat ik er maar met een boog omheen lopen.’ Ik had gezien dat ook de man die honderd meter voor mij uitliep een grote bocht maakte.

Toen ik wat dichterbij kwam, we waren al aan de andere kant van de weg gaan lopen, zag ik dat de man gewond was. Daarom stapte ik toch naar hem toe. Ik sprak hem aan en hij keek omhoog. hij was boos. ‘Ik ben al beroofd Samaritaan, je hebt van mij niets meer te verwachten.’ Ik schrok van zijn blik, zijn stem, zijn boosheid en ook de verwondingen die ik zag. Ik zei niets, maar heb hem zo goed en zo kwaad als het ging verbonden en hem met veel moeite op de rug van Bakim gehesen. Mijn lading heb ik zo goed mogelijk verstopt achter een paar struiken. Ik moest nu eerst die man in veiligheid brengen. We liepen naar de herberg die zich een paar honderd meter verderop bevond. Onderweg begon de man te vertellen hoe hij door twee rovers overvallen was, van zijn ezel en zijn handelswaar beroofd, hoe hij geschopt en geslagen was en dacht dat hij zou sterven. Tot twee maal toe had hij zijn hoop gevestigd op hulp van een voorbijganger: een priester en een leviet. Maar zij liepen voorbij. Toen de derde kwam, dat was ik, was zijn hoop al vervlogen. Hij was verrast door mijn hulp, overrompeld, zou je kunnen zeggen. Van een Samaritaan had hij dat niet verwacht. Hij kende Samaritanen, maar ging er niet mee om. Toen ik hem vroeg waarom niet, zweeg hij. Ik dacht dat het door de pijn kwam dat er tranen over zijn wangen liepen. Maar hij zei: ‘ik was zo dom te denken dat het gebod van Mozes om mijn naasten lief te hebben alleen maar gold voor mijn familie mijn vrienden en mijn eigen volk. Ik zie dat ik mij vergist heb. Als de liefde geen grenzen overschrijdt, verdampt ze. Ik heb veel slaag gehad vandaag, maar ook een les gekregen van jou, mijn broeder.’ Wat was ik gelukkig deze man te kunnen helpen, maar vooral wat was ik blij dat hij mij ‘zijn broeder’ noemde. Dat is het geheim van ons leven dat iedereen ieders broeder is. Dat is de verborgen code: dat mensen er voor mensen zijn en dat liefde grenzeloos is.

Toen we bij de herberg aankwamen heb ik David want dat was zijn naam, een kamer bezorgd en de heelmeester geroepen. Ik ben teruggegaan nadat Bakim lekker gegeten en gedronken had. Achter de struiken lag mijn handelswaar. Weer terug bij de herberg aangekomen zei de heelmeester dat David het goed maakte. Ik ging naar hem toe en we spraken die dag langdurig met elkaar. Aan de kant van de stoffige weg van Jeruzalem naar Jericho vond ik een man die mijn beste vriend werd. Mijn leven veranderde en ik vond mijzelf.

Overgenomen uit: Op hoop van zegen, bemoediging en troost voor zieken. Uitgave Reliëf, christelijke vereniging van zorgaanbieders 2007.